Om onderhoudsplannen te maken die het actuele storingsgedrag afdekken, wordt gebruik gemaakt van methodieken. Dat zijn structuren die helpen iedere stap van de methodiek efficient te doorlopen.
Omdat Reliability Management het vervolg is op Asset Management, wordt terminologie belangrijk. We gaan veel gestructureerder om met storingsgedrag. Er zijn 32 definities van storingsgedrag, die we gebruiken bij meerdere methodieken.
Onderhoudsplannen zijn pas effectief als ze het actuele storingsgedrag afdekken. Een onderhoudsplan dat het storingsgedrag van 5 jaar geleden afdekt, is niet meer actueel. Dat resulteert op dit moment een verhoogde kans op kosten en heeft negatieve effecten op kwaliteit, levering, veiligheid, milieu en ongeplande stilstanden.
Bij Reliability Management maken we gebruik van drie methodieken:
Hiermee worden onderhoudsconcepten gemaakt. Dat wordt gedaan op basis van een beschrijving van het actuele storingsgedrag. Dat is de FMEA.
De FMEA’s delen we op in drie soorten FMEA’s:
Alleen de Object en Process FMEA’s worden gebruikt voor onderhoudsconcepten. Integreren we Risk Priority Numbering (RPN) in de FMEA, dan wordt het een FMECA genoemd. Maar FMECA’s zijn niet geschikt voor RCM. Met RCM doen we dat grondig en gedetailleerd en is het onderhoudsconcept geschikt voor hoog kritische systemen. Bij RCM gebruiken we de Process FMEA. ODM is geschikt voor midden kritische systemen en QM is geschikt voor laag kritische systemen. QM is gemakkelijk 10-15x sneller dan RCM. Oppervlakkiger en dus minder geschikt voor hoog kritische systemen. Maar als QM juist wordt toegepast, kan het behoorlijk in de buurt komen van het niveau van ODM en zelfs RCM.
Onderhoudsconcepten zijn concepten en zijn daarmee niet af. Ze worden genest tot onderhoudsplannen die het onderhoudsprogramma in de CMMS moet optimaliseren. Een onderhoudsprogramma is een onderhoudsplan dat ingepland is in een agenda.